Wat is de betekenis van doodslaan?

2024-04-19
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

doodslaan

doodslaan - Werkwoord 1. (ov) met een klap doden Ik heb wel tien muggen doodgeslagen en nu hoor ik er weer eentje. Woordherkomst samenstelling van dood en slaan

2024-04-19
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

doodslaan

doodslaan - onregelmatig werkwoord uitspraak: dood-slaan 1. iemand doden door hem te slaan ♢ die man had hem wel dood kunnen slaan 1. al sla je me dood! [ik weet het echt niet] ...

2024-04-19
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Doodslaan

v., deaslaen, -bruije; (van katten en eenden), meppe.

2024-04-19
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Doodslaan

(sloeg dood, heeft doodgeslagen), 1. door slaan doden; 2. (fig.) stempels vernietigen (van obligatiën enz.); — een fles doodslaan, haar leegdrinken; — de tijd doodslaan, verdrijven ; — iem. doodslaan (in een redetwist), hem de mond snoeren, hem tot zwijgen brengen.

2024-04-19
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

doodslaan

sloeg h. doodgeslagen (door slaan doden): Gij zult niet —.

2024-04-19
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

doodslaan

('do:t) (sloeg dood, heeft doodgeslagen) 1. door slaan doden: gij zult niet -. Syn. → afmaken. 2. te niet doen: iemand -, nl. zijn beweringen.

2024-04-19
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Doodslaan

(sloeg dood, heeft doodgeslagen), 1. door slaan doden; 2. (fig.) stempels vernietigen (van obligaties enz.); een fles doodslaan, haar leegdrinken; de tijd verdrijven; iemand doodslaan (in een debat), hem de mond snoeren.

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Doodslaan

DOODSLAAN, (sloeg dood, heeft doodgeslagen), door slaan dooden; — (fig«) stempels vernietigen (van obligatien enz.); — eene flesch doodslaan, haar leegdrinken; — iem. doodslaan (in een redetwist), hem den mond snoeren, hem tot zwijgen brengen.