Wat is de betekenis van donzen?

2024-04-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

donzen

donzen - Bijvoeglijk naamwoord 1. van dons gemaakt, met dons gevuld Zwetend word ik wakker in mijn tent. Ik doe mijn muts af, trek mijn wollen sloffen uit en rits mijn dikke donzen slaapzak open. Het lijkt alsof ik in de Sahara kampeer en de zon op het doek brandt. Maar ik lig in een tentje in het ij...

2024-04-25
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

donzen

donzen - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: don-zen 1. gemaakt van dons of gevuld met dons ♢ wij hebben een donzen dekbed gekocht Bijvoeglijk naamwoord: don-zen

2024-04-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Donzen

adj., dounzen; — baard, poddehier (it).

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Donzen

bn., 1. van dons: een donzen bed; 2. (dicht.) als van dons, zacht: een kusje van donzen lippen.

2024-04-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

donzen

bn. (als) met dons bezet, begroeid, gevuld; zo zacht als dons): een — dekbed; een koele stilte daalt op — veder.

2024-04-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

donzen

('donzən) bn. 1. met dons bezet, begroeid, gevuld: een vleugel, blad, bed. 2. zo zacht als dons: wangen.

2024-04-25
Vivat's Geïllustreerde Encyclopedie

J. Kramer (1908)

Donzen

zie Don-Kozakken.

2024-04-25
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

Wil je toegang tot alle 11 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Donzen

Het begrip donzen heeft 2 verschillende betekenissen: 1. donzen - DONZEN, v. mv. (plantk.) zie DUIKELAAR. 2. donzen - DONZEN, bn. van dons; een donzen bed; (dicht.) zacht: een kusje van donzen lippen.