Wat is de betekenis van donker?

2024-04-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

donker

donker - Zelfstandignaamwoord 1. toestand dat er geen licht is, duisternis donker - Bijvoeglijk naamwoord 1. zonder licht Door de stroomuitval zitten we nu al anderhalve dag in een donker huis. 2. weinig licht terugkaatsend, niet licht van kleur 3. somber Antoniemen...

2024-04-25
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

donker

donker - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: don-ker 1. als er weinig licht is ♢ ben je thuis voor het donker wordt? 2. dichter bij zwart dan bij wit ♢ deze kleur blauw is veel donkerder dan die an...

2024-04-25
Lexicon Nederland en België

Liek Mulder (1994)

Donker

Donker, Leendert Antonie, Nederlands politicus, *7.9.1899 Almkerk, +3.2.1956 Rotterdam. Donker studeerde rechten in Amsterdam; hij werd daar onder invloed van professor Bonger lid van de sdap. In 1924 vestigde hij zich als advocaat in Rotterdam. In 1927 werd hij lid van de Rotterdamse gemeenteraad; in 1931 lid van de Provinciale Staten van Zuid-Hol...

2024-04-25
Prisma van de symbolen

Hans Biedermann (1992)

donker

de tegenpool van licht, is een symbool voor de oorspronkelijke, door de Schepper nog niet met zijn lichtstraal verscheurde chaos. In deze zin is de duisternis in eerste instantie een zinnebeeld voor ver van God en van het licht zijn, voor de donkere onderwereld aan de overzijde en voor de vijanden van licht en verlichting (in het oude Perzië b...

2024-04-25
Historische figuren van de Lage Landen

Dankers en Verheul (1965)

Donker

Leendert Antonie (1899-1956) Nederlands politicus en jurist. Werd in 1927 gemeenteraadslid voor de SDAP in Rotterdam, in 1931 lid van Provinciale Staten van Zuid-Holland en in 1935 kamerlid. Was tijdens de bezetting gijzelaar, maar ontsnapte in 1944 naar het zuiden. Na de bevrijding lid van het Noodparlement en vervolgens kamerlid voor de PvdA tot...

2024-04-25
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

donker

met geen of min lig, duister; droewig; geheel of gedeeltelik swart; swaar (stem); duisternis.

2024-04-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Donker

adj. & adv., tsjuster, donker, dûnker, swart; het is erg —, it is neare nacht, ierdetsjuster; — worden tsjusterje, donkerje, nachtsje, nacht wurde; — maken, (for)tsjusterje, donkerje; -der worden, maken (van verf of kleur), opdonkerje; het is —, it is nacht yn '...

2024-04-25
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

Wil je toegang tot alle 16 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

donker

1. bn. bw.; donkerder, —st (duister; niet of weinig verlicht): de —e dagen vóór Kerstmis; een —e achterkamer; fig. een — vooruitzicht, niet-bemoedigend; een —e toekomst, treurig; het waren —e tijden, onheilspellend; Z.-N. de zes —e weken, de drie weken vóór en na Pasen; het ziet...