Wat is de betekenis van donderspeech?

2024-04-24
Op-en-top Nederlands

Frens Bakker, Els Ruijsendaal, Paul Uljé, Dick van Zijderveld (2022)

donderspeech

(zelfstandig naamwoord) [alg.] donderpreek, donderrede - Na de verloren wedstrijd stak de oefenmeester in de kleedkamer een donderrede af die tot in de verre omtrek hoorbaar was. - Zijn eerste toespraak in het parlement was een donderrede tegen de vuile oorlog die zijn land voerde.

2024-04-24
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

donderspeech

donderspeech - Zelfstandignaamwoord 1. felle, boze, beschuldigende toespraak Amerikaanse donderspeech: De nieuwe Amerikaanse Defensieminister James Mattis noemde tijdens de NAVO-top in Brussel “Ruslands pogingen om democratieën te ontwrichten” als één van de bedreigingen voor het bondgenootschap en r...

2024-04-24
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-24
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)