Wat is de betekenis van donders?

2024-03-28
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

donders

(1713) tussenwerpsel, krachtterm. Ook ter intensivering: in hoge mate, erg. • donderse, bn. Lelijke, akelige. | Weer bloift die donderse joôn toch! Zegsw. de hêle donderse boel, het hele zootje. | Hai het de hêle donderse boel verkocht. (J. Pannekeet: Westfries woordenboek. 1984) • Kruisen bij harde wind in de R...

2024-03-28
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

donders

donders - Bijvoeglijk naamwoord 1. (informeel) lastig, vervelend donders - Tussenwerpsel 1. uitroep om heftige verontwaardiging te uiten donders - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord donder Woordherkomst afgeleid van donder met het achtervoegsel -s Verwante begrippe...

2024-03-28
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

donders

donders - tussenwerpsel uitspraak: don-ders 1. krachtterm, vloek ♢ donders, dat valt me toch tegen! Tussenwerpsel: don-ders Synoniemen allemachtig

Wil je toegang tot alle 12 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-03-28
Vloeken lexicon

Prof. dr. P.G.J. van Sterkenburg (1997)

donders

Naast duivels en bliksems komt ook donders (1713) als term van verwensing voor. In de 19de eeuw verschijnt de bastaardvloek c.q. uitroep wat donders! Donders als uitroep van ergernis, bewondering, verwondering, woede enz. wordt ook in het hedendaags Nederlands nog versterkt tot wel alle donders! ‘wel verdomm...