discipel
discipel - Zelfstandignaamwoord 1. (Bijbels) een leerling van een geestelijk leidsman ♢ Jezus verkreeg een aantal van zijn discipelen aan het meer van Tiberias.
Wiktionary (2019)
discipel - Zelfstandignaamwoord 1. (Bijbels) een leerling van een geestelijk leidsman ♢ Jezus verkreeg een aantal van zijn discipelen aan het meer van Tiberias.
Karina van Dalen-Oskam & Marijke Mooijaart (2017)
Discipel, (lett.) leerling; volgeling, in het bijzonder van Jezus; ook: leerling of aanhanger van een bepaald persoon in het algemeen. In de evangeliën en in het boek Handelingen van de Apostelen worden de volgelingen van Jezus als discipelen aangeduid, zowel in het algemeen, als ter aanduiding van alleen zijn twaalf leerlingen: ‘En Hij riep zijn t...
Muiswerk Educatief (2017)
discipel - zelfstandig naamwoord uitspraak: di-si-pel 1. volgeling en leerling ♢ Jezus had twaalf discipelen Zelfstandig naamwoord: di-si-pel de discipel de discipels
A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)
[Lat. discipulus, van discere = leren] leerling; discipelen, spec.: de leerlingen van Jezus.
Getty Research Institute (1990)
discipel - Te gebruiken voor personen die de leer, denkwijze of het voorbeeld van een leraar of leider leren, accepteren en er zich door laten leiden, bijvoorbeeld de belijdende volgelingen van een religieuze leider of aanhangers van een bepaalde denkwijze.
Van Dale Uitgevers (1950)
(<Lat.), m. (-en, -s), leerling, inz. in toepassing op de jongeren van Christus (bij Prot.); — volgeling, navolger; (scherts.) mijn discipelen, mijn jongens.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: