Wat is de betekenis van direct?

2024-04-19
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

direct

direct - Bijvoeglijk naamwoord 1. zonder te wachten, zonder iets daartussen Bij hadden een directe verbinding met de trein en hoefden dus niet over te stappen.</ref> 2. eerlijk, zonder smoesjes, maar soms ook een beetje brutaal Hij gaf hem een eerlijk en ...

2024-04-19
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

direct

direct - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: di-rect 1. zonder omweg ♢ hij gaat direct van huis naar school 1. hij is heel direct [zegt meteen waar het op staat] 2. d...

2024-04-19
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

direct

(de en bn.) sneltrein, intercity - directe trein, sneltrein. De vrouw werd gegrepen door de directe trein Dendermonde-Gent. - LN, 24-01-2002.

2024-04-19
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Direct

(direkt) meteen; rechtstreeks

2024-04-19
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

direct

Een directe trein, sneltrein, ook: intercity (voor internationaal verkeer); - als znw.: de direct. Het aantal direkte treinen op dit trajekt werd wel van drie op... vier gebracht. Echter alleen op werkdagen, Gazet v. Antw. 1977.

2024-04-19
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Direct

rechtstreeks, onmiddellijk; directe belastingen: belastingen op hetgeen men bezit: de grond, het inkomen, enz.; directe handel: het betrekken der goederen uit de eerste hand; directe rede: wijze van spreken, waarbij iemands woorden juist zo worden weergegeven als zij uitgesproken zijn.

2024-04-19
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Direct

adj. & adv., direkt. (Zie ook: dadelijk).

2024-04-19
Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Direct

(lijn)recht; rechtstreeks; direct [v. belasting].

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-19
Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

direct

I. direct, recht, rechtstreeks, onmiddellijk; fig ronduit; II. rechtstreeks; III. richten, besturen, (ge)leiden, regisseren [film]; voorschrijven, orders (last) geven; dirigeren; instrueren; adresseren; de weg wijzen.