Dingtaal
de oudtijds bij een rechtsgeding voorgeschreven bewoordingen, waarvan men niet mocht afwijken. Was de beklaagde deze taal niet meester, dan liet hij zich bijstaan door een taalman.
H.W.J. Volmuller (1981)
de oudtijds bij een rechtsgeding voorgeschreven bewoordingen, waarvan men niet mocht afwijken. Was de beklaagde deze taal niet meester, dan liet hij zich bijstaan door een taalman.
Van Dale Uitgevers (1950)
v. (...talen), 1. pleidooi, inz. de door de procespartijen genomen conclusies; 2. klemmende taal: ik heb hem dingtaal doen horen, hem krachtig toegesproken (w, g.)
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
Dingtaal - 1) de oudtijds bij een rechtsgeding voorgeschreven termen, die sacramenteel waren; 2) verouderde aanduiding voor de in een geding gewisselde stukken, conclusies. De wet gebruikt het woord nog in art. 99 Rv.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
v./m. (-talen), 1. de oudtijds bij een rechtsgeding voorgeschreven bewoordingen, waarvan men niet mocht afwijken; 2. (vero.) aanduiding voor de in een geding gewisselde stukken, conclusies.
J.H. van Dale (1898)
DINGTAAL, v. (...talen), pleidooi, pleitrede; (fig.) ik heb hem dingtaal doen hooren, hem krachtig toegesproken.
I.M. Calisch (1864)
Dingtaal, v. (...alen), pleidooi, pleitrede; (fig.) ik heb hem - doen hooren, hem krachtig toegesproken. *...WAARDER, m. (oudt.) voorzitter van het geregtshof.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: