Wat is de betekenis van dinges?

2025-11-13
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Dinges

naam waarmee men iem. of iets aanduidt wiens of welks naam men op dat ogenblik niet kan of wil noemen : Meneer Dinges, meneer die en die.

2025-11-13
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

dinges

vervangende naam. gebruikt als vervangende naam voor personen of zaken die men niet bij de werkelijke naam kan of wil benoemen. Voorbeelden: 'Ik heb zonet een motorfiets gekocht.' 'Ja? Ik heb ook een motorfiets [...]. Welke heb jij gekocht?' 'Ik? Wel, eh, een dinges, een Kawasaki duizend. Wreed machien, makke...

2025-11-13
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

dinges

1) (18e eeuw) (sch.) iemand of iets waarvan de naam niet te binnen schiet. Vgl. Frans: 'chose'; Engels: 'Mr Thing'. Reeds bij Bekker, wed. Wolff (Historie van de heer Willem Leevend. 1784-1785). De term wordt ook gebruikt in het Zuid-Afrikaans. Syn.: huppeldepup*; hussemezus*; je* weet wel; puntje* puntje; watjekal*; zo* en zo. • In den loop m...

2025-11-13
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

dinges

dinges - Zelfstandignaamwoord 1. (spreektaal) geeft een onbepaald voorwerp of persoon aan, waarvan of van wie men niet op de naam of benaming komt

2025-11-13
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Dinges

s., (fan der) hummes, manje.

2025-11-13
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

dinges

m. (naam, waarmede men personen of zaken aanduidt, waarvan men de eigennaam niet wil of op het ogenblik niet kan noemen): mijnheer Dinges; gmz.

2025-11-13
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

dinges

('dingəs) m. en v. Gemz. naam waarmede men personen of zaken aanduidt, die men op het ogenblik niet kan of wil noemen : juffrouw -; dat is gebeurd te -.

2025-11-13
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Dinges

naam waarmee men iemand of iets aanduidt wiens of welks naam men op dat ogenblik niet kan of wil noemen: meneer Dinges, meneer die en die.

2025-11-13
Etymologisch Woordenboek

Instituut voor de Nederlandse taal

dinges

dinges zn. 'iets of iemand zonder naam' categorie: geleed woord, uitleenwoord Nnl. Juffrouw Dings [1784-85; WNT], dinges 'zekere persoon' [1869; WNT]. De herkomst van dinges is niet geheel duidelijk. Er wordt wel gedacht aan herkomst uit Duits Dings 'ding, dingetje', maar het kan ook een afleiding van ...

2025-11-13
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Dinges

DINGES, naam waarmee men iem. aanduidt wiens eigennaam men op 't oogenblik niet kan of wil noemen: Meneer Dinges, meneer die en die.

Wil je toegang tot alle 12 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-11-13
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)