Wat is de betekenis van Dikwijls?

2024-04-18
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

dikwijls

dikwijls - Bijwoord 1. veel|vele maal|malen Het is dikwijls moeilijk om uit te vinden wat de beste behandeling voor een patiënt is. Woordherkomst samenstelling van dik en wijl met het achtervoegsel -s Synoniemen vaak, veelal, veelvuldig, dikwerf (verouderd) Verwante b...

2024-04-18
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

dikwijls

dikwijls - bijwoord uitspraak: dik-wijls 1. op veel momenten, veel keren ♢ Mehmet gaat dikwijls op reis Bijwoord: dik-wijls Synoniemen frequent, meermaals, meermalen, menigmaal, regelmatig, vaak, veel, veelvuldig Tegenstellinge...

2024-04-18
Van aalmoes tot zwijntjesjager

Dr. E. Schröder (1980)

Dikwijls

Wij schrijven: dikwijls, maar zeggen: dikkels wat wel jammer is, omdat door die uitspraak de oorspronkelijke betekenis van het woord onherkenbaar is geworden. Om te beginnen moeten wij de bijwoordelijke s aan het slot schrappen. Het overblijvende dikwijl stamt van: dicke wilen, waarin dicke betekent: menigvuldig en wile: tijd. Dit wile vindt men te...

2024-04-18
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Dikwijls

adv., faek, faken, faek-en-folle fakentiden, fakentiids, follentiids, folie gauris, jamk, om ’t hoartsje, hurtsje.

2024-04-18
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-18
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

dikwijls

('dikwəls) bw. tal van keren : ik ben al bij hem geweest. Syn. →: dikwerf.

2024-04-18
Het juiste woord

Dr. L. Brouwers (1928)

Dikwijls

Adjectief: menigvuldig, herhaaldelijk, frequent (frekwent), eenbaarlijk (Zn.), driemalig, veelvuldig, gedurig, voortdurend, bestendig, gestadig, stadig, gestaag, staag, aanhoudend, herhaald, veelmalig, regelmatig, geregeld, gezet, trouw, vast, steevast, periodiek, periodisch, continueel (kon...), chronisch (kro...), uurlijks, dagelijks, daag...

2024-04-18
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Dikwijls

bw., 1. vaak, vele malen: hij bezoekt mij dikwijls; hoe dikwijls moet ik u dat nog zeggen?; zo dikwijls als dit gebeurt; 2. in veel gevallen: dat heeft dikwijls onaangename gevolgen; dat is dikwijls niet uit te maken.

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-18
Keur van Nederlandsche woordafleidingen

J.Pluim (1911)

Dikwijls

Dik = talrijk, vaak (Mnl. dickc, vgl.: „Dat heb ic dicke wel verstaen”) en wijl is tijd, de s is de bijwoordelijke. Volkstaal nog „duk”.