Dikwerf
bn., deftig voor dikwijls, bw., 1. vaak, vele malen : hij bezoekt mij dikwerf; hoe dijkwijls moet ik u dat nog zeggen? zo dikwijls als dit gebeurt; 2. in menig geval: dat heeft dikwijls onaangename gevolgen.
Van Dale Uitgevers (1950)
bn., deftig voor dikwijls, bw., 1. vaak, vele malen : hij bezoekt mij dikwerf; hoe dijkwijls moet ik u dat nog zeggen? zo dikwijls als dit gebeurt; 2. in menig geval: dat heeft dikwijls onaangename gevolgen.
Jozef Verschueren (1930)
('dik) bw. dikwijls, maar in deftige stijl. Syn. dikwijls, gedurig, gestadig, meermalen, menigmaal, menigwerf, onophoudelijk, telkens, vaak. Tgst. →: soms.
J.H. van Dale (1898)
DIKWERF, ...WIJLS, bw. vaak hij bezoekt mij dikwerf; hoe dikwerf moet ik u dat nog zeggen ? zoo dikwijls als dit gebeurt.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: