Wat is de betekenis van dikbuik?

2024-04-19
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

dikbuik

dikbuik - Zelfstandignaamwoord 1. iemand die een dikke buik heeft Woordherkomst samenstelling van dik en buik

2024-04-19
Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

dikbuik

iemand met een dikke buik. Vandaar ook: dik persoon. En die kleine dikbuik zeit:/ ‘Ik begrijp niet, waar ’t aan leit, / Dat ik nog mijn pruik niet vang./’k Hengel al drie maanden lang/En nog krijg ik haar niet beet; ’t Is, zoo waar, een kruis en leed.’ (J.J.A. Goeverneur, Reizen en avonturen van mijnheer Prikkebeen, 18...

2024-04-19
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Dikbuik

s., kammenets-, groubealch, pamp(s)es.

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Dikbuik

m. en v. (-en), die een dikke buik heeft.

2024-04-19
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

dikbuik

m., soms v. -en (spotn. iem. met een dikke buik; dikkerd).

2024-04-19
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

dikbuik

(’diʞ) m. en v. (-en) persoon, dier met een dikke buik.

2024-04-19
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Dikbuik

m. (-en), iemand die een dikke buik heeft.

2024-04-19
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

Wil je toegang tot alle 9 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Dikbuik

DIKBUIK, m. en v. (-en), die een dikken buik heeft. DIKBUIKIG, bn. (-er, -st); ...HALS, m. en v. (...halzen), iem. met een dikken hals, (fig.) iem. die er goed bij zit; ...HALZIG, bn. (-er, -st), (ook) van planten; ...HARIG, bn. met dik haar. DIKHEID, v. (w. g.) het dik zijn.