Wat is de betekenis van dieperik?

2024-04-19
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

dieperik

diepte. diepte. Zowel letterlijk als figuurlijk. Voorbeelden: Zwaar bepakt richting de afdaling langs de rivier (flessenhals richting basecamp), waar hevige windstoten ons in de dieperik dreigen te duwen. Te gevaarlijk dus. http://nuttinjos.blogspot.nl/2012/12/17-december-we-klimmen-opnieuw-zwaar.html, 19 december 2012...

2024-04-19
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

dieperik

1) (19e eeuw) (Barg.) kelder; graf. • (H. de Seyn-Verhougstraete: Het Bargoensch van Roeselare. 1886) • Hoe ontstond nu bet Bargoensch? Wij ontwoorden, door list en toeval. ' Het is klaar dat vele woorden gevormd worden door lieden met zekere geleerdbeid begaafd. Dit getuigen de woorden blikkerik (spiegel), hoogerik (zoider), dieperik (k...

2024-04-19
Kuifje in Vlaanderen

Michel Uyen

dieperik

de dieperik ingaan (de diepte, naar de haaien). Krantenkop: Aandeel Fortis de dieperik in

2024-04-19
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

dieperik

(de) - de dieperik ingaan, naar de dieperikgaan, naar de haaien gaan, ten onder gaan, zinken. Ongeveer 500 ton staal ging de dieperik in en werd daar meer dan vijftig jaar lang bewerkt door de sterke stroming van het water. - DS, 13-02-2003.

2024-04-19
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

dieperik

Diepte, in de verb. de(n) dieperik ingaan, naar de dieperik gaan e.d., (eig.) vergaan, naar de haaien gaan; (oneig.) sterven; te gronde gaan (zowel in materiële als in morele zin); ook: terugvallen enz.. Omstreeks 1865 waren drie Antwerpsche visscherssloepen vergaan: de «Van Baelen» de «Josephine» en «De Ho...

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Dieperik

m., (Zuidn.) in verb. als de dieperik ingaan, naar de dieperik gaan, naar de kelder gaan, ondergaan, (ook) sterven.

2024-04-19
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

dieperik

m. (1 Z.-N. diepe plaats, inzinking; 2 Z.-N. zee, fig. graf): 1 dat stuk land ligt in een -; 2 hij gaat naar de -.

2024-04-19
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

dieperik

('di:pərək) m. diepte, alleen in uitdr. : de ingaan, naar de gaan, naar de kelder gaan, ondergaan of sterven.

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-19
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Dieperik

m. (g. mv.), (gew.) diepte: de dieperik ingaan, naar de gaan, naar de haaien, naar de kelder gaan, vergaan.