Wat is de betekenis van diefachtig?

2024-04-23
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

diefachtig

diefachtig - Bijvoeglijk naamwoord 1. lijkend op of eigenschappen hebben van een dief De toneelspeler moest een diefachtig personage spelen. Woordherkomst afgeleid van dief met het achtervoegsel -achtig

2024-04-23
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Diefachtig

adj., dievich, gnobb(er)ich steiderich, hantsjegau; — zijn, tofolle sin oan oarmans guod hawwe; — mens, grypfûgel.

2024-04-23
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

diefachtig

1 bn. (neiging hebbende tot stelen): een-e raaf; 2 bw. (op de wijze van een dief): hij kijkt - uit zijn ogen.

2024-04-23
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

diefachtig

(‘di:v) (-er, -st) 1. bn. geneigd tot stelen : een kind. 2. bw. op de wijze van een dief : bemachtigen.

2024-04-23
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Diefachtig

bn. en bw. (-er, -st), 1. geneigd tot stelen: een diefachtig kind, een diefachtige natuur; 2. bw., als een dief, op verholen wijze.

2024-04-23
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-23
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Diefachtig

DIEFACHTIG, bn. en bw. (-er, -st), geneigd tot stelen een diefachtig kind, eene diefachtige natuur; (w. g.) tersluiks, op verholen wijze. DIEFACHTIGHEID, v.