Wat is de betekenis van Deur?

2024-04-24
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

deur

1) (1990+) (vastgoedsector) huis: '500 deurtjes doen' (500 woningen kopen of laten bouwen). • (Pieter Kort: Bisnis Babbel. 1996) 2) (1984) (jeugd) onhandig persoon. • Deur, onbenullig persoon. (Kristiaan Laps: Nationaal Scheldwoordenboek. 1984) • Deur, Onhandig persoon: Zijn brommer is altijd stuk. Dat...

2024-04-24
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

deur

deur - Zelfstandignaamwoord 1. (bouwkunde) een afsluiting van een toegang tot een ruimte, gemaakt van hout, metaal of kunststof     ♢ De deur werd met een koevoet uit zijn sponningen gelicht. Woordherkomst Afkomstig van het Middelnederlandse dore, dure, doere, Oudnederfrankische duri Uitdr...

2024-04-24
Bijbels Lexicon

Karina van Dalen-Oskam & Marijke Mooijaart (2017)

Deur

Aan iemands deur voorbijgaan, iemand niet treffen, gezegd van onheil en ziekten die algemeen rondgaan. Toen het joodse volk nog zuchtte onder het juk van de Egyptische slavernij werd het feest van het Pascha ingesteld. Een van de voorschriften was, dat men zijn deurpost rood maakte met het bloed van het geslachte vee. Als de Heer dan Egypte doortro...

2024-04-24
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

deur

deur - zelfstandig naamwoord 1. schot waardoor je in een huis of in een ruimte komt ♢ doe de deur achter je dicht! 1. zo gek als een deur [heel erg gek] 2. ze is net de deur uit...

2024-04-24
Jargon & Slang van Wielrenners

Marc De Coster (2017)

Deur

Deur - 'de deur dichtdoen, dichtklappen': zo naar de kant uitwijken dat een achtervolgend renner niet kan passeren en zelfs genoodzaakt is om te remmen. Dit soort manoeuvres gebeurt meestal tijdens de sprint. Vgl. Fr. bordurer, tasser; Eng. to box someone in; Fr. être dans la boîte = zich bij een sprint laten insluiten; Eng. in a pocket. 'De deur d...

2024-04-24
Brabants Handwoordenboek

Prof. dr. Jos Swanenberg (2015)

dèùr

(zn mv) doornen, doornstruiken LC.

2024-04-24
Mokums woordenboek

Ditte Simons en Hans Heestermans (2014)

deur

in: rode deur, deur in de Oude Kerk met een waarschuwing erboven (’t Is haest getrout dat lange rout) dat je je goed moet bedenken voor je trouwt; voor de rode deur gaan, in ondertrouw gaan: STROOP 111; achter de schuine deur, in de lommerd: Ik heb zoo zoetjes an al heel wat van haar spulletjes naar oome Jan achter de schuine deur gebracht, V...

2024-04-24
Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

deur

(jeugdtaal) onhandig persoon. Sedert de jaren tachtig en negentig. Zijn brommer is altijd stuk. Dat kun je ook verwachten bij zo’n deur. (Mare Hofkamp & Wim Westerman, Aso’s, Bigi’s, Crimi’s. Jongerentaalwoordenboek, 1989)

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-24
Woordenboek van Eufemismen

Marc de Coster (2004)

deur

niet samen door één deur kunnen, elkaar niet kunnen uitstaan; voortdurend ruzie maken; compromissen moeten maken. Deze uitdrukking werd in de loop van de jaren negentig van de twintigste eeuw erg populair. Vooral in politieke kringen is dit een cliché geworden. Het komt minder hard over dan wanneer je zegt dat er voortdurend gebakkeleid wordt. Burg...