dein
dein - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van deinen * Ik dein 2. gebiedende wijs van deinen * dein! 3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van deinen * dein je?
Wiktionary (2019)
dein - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van deinen * Ik dein 2. gebiedende wijs van deinen * dein! 3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van deinen * dein je?
Dr. H. W. J. Kroes (1951)
(bezitt. vnw.) jouw, uw; die Deinen, je familie; tue dein Möglichstes, doe je unterste best; das Mein und Dein, het mijn en dijn; (pers. vnw.) van jou, van u; dies ist mein, das ist dein, dit is van mij, dat is van jou.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: