Wat is de betekenis van degelijk?

2024-04-23
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

degelijk

degelijk - Bijvoeglijk naamwoord 1. goed tegen een stootje kunnend, niet snel kapot gaand     ♢ Die degelijke tent is bestand tegen de storm. 2. (van personen) eerlijk, oprecht, net in zijn manieren, saai     ♢ Als je niet met een degelijk iemand trouwt, zal ik je onterve...

2024-04-23
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

degelijk

degelijk - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: de-ge-lijk 1. duidelijk en met kracht ♢ ik heb haar eens degelijk toegesproken 2. met een goede kwaliteit ♢ dit is een degelijk apparaat ...

2024-04-23
Filosofisch woordenboek

Paul Frentrop (2001)

Degelijk

Van de libelle is de bouw de afgelopen 150 miljoen jaar niet meer veranderd. De schorpioen en de duizendpoot zijn modellen die al 400 miljoen jaar standhouden. Net als een vleesetende borstelworm die zich verstopt houdt in het zand op de zeebodem en soms naar boven schiet om een voorbijzwemmend visje te grijpen met zijn dolkscherpe kaken. Deze dier...

2024-04-23
Van aalmoes tot zwijntjesjager

Dr. E. Schröder (1980)

degelijk

zie terdege

2024-04-23
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Degelijk

adj. & adv., deeglik, deugdsum, dreech, tige, kreep, biklonken; (v. gehalte), streksum, dreech; — door ondervinding, bigeard; — kennen, ût ’e pin kenne.

2024-04-23
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Degelijk

bn. bw. (-er, -st), 1. niet door fraaie uiterlijke schijn misleidend maar inderdaad zo dat het aan zijn bestemming geheel voldoet, dat men er op vertrouwen kan, goed, deugdelijk : degelijk fabrikant; een degelijke voeding ; degelijk onderwijs ; een degelijke leiding ; degelijke mensen, maatschappelijk betrouwbaar...

2024-04-23
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

degelijk

1 bn. (1 waarop men staat kan maken; 2 met toewijding, ernst verricht; 3 bruikbaar en duurzaam); 1 Hollands -; een e koopman; 2 - werk, -e arbeid; 3 -e klederen, - goed; 2 bw. (1 op solide, stevige, deugdelijke wijze; 2 in hoge mate; flink); 1 een - gebouwd huis; 2 zijn hart eens - ophalen; zegsw. wel -, wel zeker (sterke bevestiging); iets w...

2024-04-23
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

degelijk

I. bn. en bw. (-er, -st) [~ (ge)dijen] 1. waar men staat op kan maken: een koopman; - Hollands. 2. ernstig opgevat, rijk aan inhoud: een boek. 3. bruikbaar en duurzaam: een pak; gebouwd. II. bw. in hoge mate. flink: vriezen; het hart ophalen; ik zeg dat hij het wel is, sterke bevestiging.

Wil je toegang tot alle 13 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-23
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Degelijk

bn. en bw. (-er, -st), 1. niet door fraaie uiterlijke schijn misleidend maar inderdaad zo dat het aan zijn bestemming geheel voldoet, dat men erop vertrouwen kan, goed, deugdelijk: degelijk fabrikaat; een degelijke voeding; onderwijs; een degelijke leiding; degelijke mensen, maatschappelijk betrouwbaar en in geen enkel opzicht buitensporig; geregel...