deftig
deftig - Bijvoeglijk naamwoord 1. waardig, voornaam, statig, van goede komaf, erg netjes, bekakt ♢ De deftige man sprak heel bekakt. Woordherkomst afgeleid van deft met het achtervoegsel -ig
Nederlandstalige WikiWoordenboek
deftig - Bijvoeglijk naamwoord 1. waardig, voornaam, statig, van goede komaf, erg netjes, bekakt ♢ De deftige man sprak heel bekakt. Woordherkomst afgeleid van deft met het achtervoegsel -ig
Nederlands woordenboek voor onderwijs
deftig - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: def-tig 1. als (van) iemand die hooggeplaatst is ♢ hij droeg een deftig pak op de bruiloft Bijvoeglijk naamwoord: def-tig ... is deftiger dan ... ...
Door Ludo Permentier en Rik Schutz
flink, intensief (informeel) Al na drie ronden voelde ik dat het niet goed zat. Het tempo lag laag en toch moest ik afhaken. Ik hoop nu om snel terug gezond te worden zodat ik eindelijk terug wat deftig kan trainen. (Gazet van Antwerpen) Vorig jaar en in het begin van dit seizoen stonden de Brusselaars er bij de buitenwerel...
Geschreven door Dr. E. Schröder, 1980
Er zijn bijvoeglijke naamwoorden die, meestal met betekenisverschil, voorkomen met en zónder het achtervoegsel -ig. Men vergelijke goed met goedig, vies met viezig, droef met droevig, nat met nattig, zoet met zoetig, levend met levendig en best met bestig. Zo heeft naast deftig vroeger ook een woord deft bestaan, door Vondel nog gebruikt. No...
De Oosthoek is een Nederlandse encyclopedie die in verschillende uitvoeringen is verschenen
bn. en bw. (-er, -st), 1. tot de aanzienlijke stand behorend; een zekere waardigheid en statigheid van manieren vertonend zoals iemand uit die stand: een deftige matrone; de deftige stand; van deftige familie zijn; zoals men dat in de genoemde stand vindt, gewoon is: deftige meubels; een deftige begrafenis; gekleed zijn; statig, waardig, afgemeten:...
Friesch woordenboek
adj. & adv., deftich, ynfieren, krudich, eptich, proastich, prûstich, treftich, trinten, steatlik, hearich, twang jenten; — praten, heech prate; -e woorden, hege wurden.
Nederlands woordenboek (7e druk)
bn. bw. (-er, -st), 1. tot de aanzienlijke, gegoede stand behorend, een zekere waardigheid en statigheid van manieren vertonend zoals iem. uit die stand : een deftige matrone; de deftige stand; van deftige familie zijn; — zoals men dat in de gen. stand vindt, gewoon is : deftige meubels, een deftige begrafenis, deftig gekleed zijn...
Amusant-Zorgenverdrijvend Woordenboek (De Kolibri)
Verstarring als familiekwaal.
Woorden en uitdrukkingen verklaard
had vroeger behalve de bet.: van aanzienlijken stand, en dit door manieren en voorkomen toonend, en van: plechtig, afgemeten, vormelijk, ook nog vele andere schakeeringen. o. a.: verstandig, bezadigd, zedig, ingetogen, plechtig, statig, ernstig, zinrijk, edel, verheven, degelijk, deugdelijk, aanzienlijk, gewichtig, belangrijk; ’t is ontleend...
Groot woordenboek der Nederlandsche taal
DEFTIG, bn. bw. (-er, -st), tot den aanzienlijken, gegoeden stand behoorend en eene zekere waardigheid en statigheid van manieren vertoonend eene deftige matrone; de deftige stand; van deftige familie zijn; — zooals men dat in den deftigen stand vindt, gewoon is deftige meubels, eene deftige begrafenis, deftig gekleed zijn; — statig, w...
Gerelateerde zoekopdrachten