deftig
deftig - Bijvoeglijk naamwoord 1. waardig, voornaam, statig, van goede komaf, erg netjes, bekakt ♢ De deftige man sprak heel bekakt. Woordherkomst afgeleid van deft met het achtervoegsel -ig
Wiktionary (2019)
deftig - Bijvoeglijk naamwoord 1. waardig, voornaam, statig, van goede komaf, erg netjes, bekakt ♢ De deftige man sprak heel bekakt. Woordherkomst afgeleid van deft met het achtervoegsel -ig
Muiswerk Educatief (2017)
deftig - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: def-tig 1. als (van) iemand die hooggeplaatst is ♢ hij droeg een deftig pak op de bruiloft Bijvoeglijk naamwoord: def-tig ... is deftiger dan ... ...
Ludo Permentier en Rik Schutz (2015)
flink, intensief (informeel) Al na drie ronden voelde ik dat het niet goed zat. Het tempo lag laag en toch moest ik afhaken. Ik hoop nu om snel terug gezond te worden zodat ik eindelijk terug wat deftig kan trainen. (Gazet van Antwerpen) Vorig jaar en in het begin van dit seizoen stonden de Brusselaars er bij de buitenwerel...
Michel Uyen
Het wordt moeilijk deftig uw job te doen (naar behoren). Deftige kuisvrouw gezocht (nette werkster). Op deftige uren (niet te laat [in de nacht]). Deze jongen is deftig (nette jongen).
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: