Wat is de betekenis van Deerlijk?

2024-04-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

deerlijk

deerlijk - Bijvoeglijk naamwoord 1. dat iets vervelend is en pijn doet, deernis wekkend     ♢ Van Loon praat snel, voor het komisch effect, om daarna te kunnen vertragen, voor het dramatisch effect, maar doet dat zo slordig dat die techniek eerder tegen hem werkt. Ter afwisseling zingt hij liedjes, zoals een k...

2024-04-25
Van aalmoes tot zwijntjesjager

Dr. E. Schröder (1980)

Deerlijk

In het hedendaagse taalgebruik wordt deerlijk alleen nog gebezigd als versterking. Men zegt: hij heeft zich deerlijk vergist, zich deerlijk misrekend, en deerlijk betekent dan niet meer dan: erg, geducht. Maar natuurlijk hoort deerlijk bij het werkwoord deren: pijn doen, letsel toebrengen (wat niet weet wat niet deert), evenals deernis: ontroering,...

2024-04-25
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Deerlijk

bn. bw. (-er, -st), 1. wat deert, jammerlijk, bedroevend: ’t slagveld leverde een deerlijk schouwspel op; — (zwakker) geducht: een deerlijke misrekening; 2. op deerniswekkende wijze, in zulk een mate; (verzwakt) in hoge mate: 't schip was deerlijk gehavend; ze hebben hem deerlijk toegetakeld;...

2024-04-25
De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Deerlijk

gemeente in België, prov. W.-Vlaanderen. 1680 ha, 8114 inw. Zandgrond. Veeteelten landbouw, textiel- en oliefabrieken. Geboorteplaats van Hugo Verriest en René de Clercq.

2024-04-25
Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

DEERLIJK

is een gemeente in Westvlaanderen, bij Kortrijk. De vlakke bodem (1680 ha) bestaat uit klei en zand, waarop weiden en landbouw; de bevolking produceert textiel, tapijten, olie; Inw. (1947) 8114. Romeinse vondsten. De stichting van de parochie zou opklimmen tot de 7de eeuw. In de middeleeuwen hing Deerlijk af van de kastelenij Kortrijk. De kerk, van...

2024-04-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

deerlijk

1 bn. (jammerlijk, bedroevend, ellendig): een - ongeluk; 2 bw. (gedacht, erg): hij had zich - bedrogen, vergist.

2024-04-25
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Deerlijk

Deerlijk - gem. in West-Vlaanderen, ten N.O. van Kortrijk; opp.: 1 680 ha; ca. 6 500 inw. Zandgrond. Weefnijverheid. Gaverkasteel. Kapel van O.L.V. van Rust (1639). Geboortedorp van Hugo Verriest (1840— 1922) en van René De Clercq (1877—1932).

Wil je toegang tot alle 16 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

deerlijk

1. bn. en bw. (-er, -stl wat deert, hindert: een verlies. Syn. ➝ bedroevend. 2. bw. lelijk, erg: mislukt.