deemoed
gesindheid van nederige onderworpenheid.
Van Dale Uitgevers (1950)
m., stemming van nederige onderworpenheid : in deemoed neerknielen; het tegenovergest. van hoogmoed.
Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)
Deemoed - is een deugd, waardoor de mensch uit ware zelfkennis zich zelf gering schat. De deemoed of nederigheid eischt niet, dat de mensch de goede eigenschappen en hoedanigheden, die hij bezit, miskent; maar de waarlijk deemoedige legt, wat achting, eer en roem aangaat, als maatstaf aan de verhouding, waarin hij staat tegenover God en zijn medeme...
Jozef Verschueren (1930)
m. [dee ~ dienen + Mndl. moed, stemming] nederigheid, met de bijgedachte van schuld: in neerknielen. Syn. nederigheid, ootmoed. Tgst. ➝ hoogmoed.
T. Pluim (1921)
’t Eerste lid bet. oorspr. knecht, dienaar (dee staat in verband met dienen; ’t Gotisch thius = knecht); het tweede lid bet. gesteldheid van ’t gemoed. Deemoed was dus oorspr. onderworpenheid aan zijn heer, later aan God.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: