Wat is de betekenis van Deemoed?

2024-04-26
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

deemoed

gesindheid van nederige onderworpenheid.

2024-04-26
Katholicisme encyclopedie

Prof. dr. J.C. Groot (1955)

DEEMOED

zie Nederigheid.

2024-04-26
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Deemoed

s., démoed, dimmenens.

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Deemoed

m., stemming van nederige onderworpenheid : in deemoed neerknielen; het tegenovergest. van hoogmoed.

2024-04-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

deemoed

m. ([stemming van] nederige onderworpenheid; ootmoed).

2024-04-26
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Deemoed

Deemoed - is een deugd, waardoor de mensch uit ware zelfkennis zich zelf gering schat. De deemoed of nederigheid eischt niet, dat de mensch de goede eigenschappen en hoedanigheden, die hij bezit, miskent; maar de waarlijk deemoedige legt, wat achting, eer en roem aangaat, als maatstaf aan de verhouding, waarin hij staat tegenover God en zijn medeme...

2024-04-26
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

deemoed

m. [dee ~ dienen + Mndl. moed, stemming] nederigheid, met de bijgedachte van schuld: in neerknielen. Syn. nederigheid, ootmoed. Tgst. ➝ hoogmoed.

2024-04-26
Levende taal verklarend woordenboek

T. Pluim (1921)

Deemoed

’t Eerste lid bet. oorspr. knecht, dienaar (dee staat in verband met dienen; ’t Gotisch thius = knecht); het tweede lid bet. gesteldheid van ’t gemoed. Deemoed was dus oorspr. onderworpenheid aan zijn heer, later aan God.

Wil je toegang tot alle 14 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-26
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Deemoed

m., stemming van nederige onderworpenheid: in neerknielen.