Wat is de betekenis van deelachtig?

2024-04-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

deelachtig

deelachtig - Bijvoeglijk naamwoord 1. een onderdeel zijn van een groter geheel     ♢ De mythe van de Elfstedentocht ligt in het gewone. Schaatsen en klunen bij nacht en ontij voor een kruisje - voetballers binden hun veters niet eens aan. Het was het epos van het boerenland. Duizenden toeristen uit de Randstad...

2024-04-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Deelachtig

adj., dielhaftich.

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Deelachtig

bn., deel hebbende aan, in het genot of bezit van : de zegen van God deelachtig worden of maken, de zegen verkrijgen of verschaffen.

2024-04-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

deelachtig

bn. (deel hebbende aan of in): Gods genade - worden; iem. iets - maken.

2024-04-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

deelachtig

bn. deel hebbend aan, in het bezit van: het eeuwige loon worden.

2024-04-25
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Deelachtig

bn., deel hebbend aan, in het genot of bezit van: de zegen van God deelachtig worden of maken, de zegen krijgen of geven.

2024-04-25
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Deelachtig

DEELACHTIG, bn. deel hebbende aan; in het bezit van den zegen van God deelachtig worden of maken, den zegen verkrijgen of verschaffen.

Wil je toegang tot alle 9 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)