Wat is de betekenis van decent?

2024-04-25
Op-en-top Nederlands

Frens Bakker, Els Ruijsendaal, Paul Uljé, Dick van Zijderveld (2022)

decent

(zelfstandig naamwoord) fatsoenlijk, decent [Nl.uitspr.], beschaafd, welvoeglijk

2024-04-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

decent

decent - Bijvoeglijk naamwoord 1. netjes, fatsoenlijk, eerbaar, keurig     ♢ Het meisje moest toen ze naar de kerk ging decente kleiding aantrekken van haar ouders.

2024-04-25
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Decent

[Lat. decens, decentis, o. dw van decere = passen] gepast, fatsoenlijk, eerbaar.

2024-04-25
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Decent

fatsoenlijk

2024-04-25
Encyclopedie voor Zelfstudie

drs. L.A. Beeloo (1981)

Decent

terughoudend, niet opdringerig, welvoeglijk: haar kleding is decent.

2024-04-25
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Decent

eerbaar, welvoeglijk, gepast.

2024-04-25
Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Décent

fatsoenlijk, welvoeglijk, betamelijk.

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Decent

(<Fr.), bn., eerbaar, welvoeglijk ; fatsoenlijk.

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Kramers woordentolk

Jacon Kramers Jz (1948)

decent

welvoeglijk, gepast, fatsoenlijk; eerbaar.