de bonte stier scheren
(1898) (inf.) aan de drank zijn. • Een toeter pakken (A.). Een poerloere nemen, of: er een poerloertje op zetten (D. B.). Aan de flep zijn (V. D.). Een zwarte zuster (flesch rooden wijn) den nek breken (V. Du.) 2). Den bonten stier scheren (D. B.). Aan den pimpel zijn (V. D.). (De Navorscher. 1898)