de eigen broek ophouden
(1980+) (inf.) geheel onafhankelijk van anderen zijn; zichzelf kunnen bedruipen, redden; zijn eigen boontjes doppen. • Je moet je oigen broek maar ophale, je moet jezelf maar zien te redden. (J. Pannekeet: Westfries woordenboek. 1984) • De vennootschap moet zijn eigen broek ophouden. (Leeuwarder Courant, 02/09/1987) • Maar...