Wat is de betekenis van dat zit nog?

2024-04-23
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

dat zit nog

(1916) (inf.) dat is nog helemaal niet zeker; dat valt nog te bezien. • „Ei kom ju! dou wuust feulsen te graag”, riep zijn vrouwtje lachend en stompte hem eens tegen zijn breeden schouder, „'t is mar een mooi forsetsje voor „Klaas, niet oude?” - „Dat sit nog”, zei de „afgevaardigde” meesmui...