Wat is de betekenis van dakruiter?

2024-04-23
Lexicon voor de kunstvakken

Wouter van Boesschoten, Wieneke van Breukelen, Ton Konings m.m.v Henriette Coppens, Eefje Lonis, Jos van Waterschoot & Simon Wienke (2002)

dakruiter

Een dakruiter is een kleine spitse toren op de viering van een kerk; soms op de nok van een zadeldak.

2024-04-23
Nieuwe Groninger Encyclopedie

P. Brood, A.H. Huussen en J. van der Kooi (1999)

Dakruiter

Een torentje, meestal van hout, met een spits of koepel, dat op de nok van een gebouw lijkt te rijden. De Groninger dakruiters bekronen dikwijls kerken die geen toren bezitten (bijv. Breede, Leegkerk, Stitswerd). In een aantal gevallen (bijv. Holwierde, Oldenzijl, Oostemieland, Westeremden, Wirdum) vervangt een dakruiter een afgebroken stenen toren...

2024-04-23
Art & Architecture Thesaurus

Getty Research Institute (1990)

dakruiter

dakruiter - Kleine torenspitsen op de nokken van daken of op de snijvlakken ervan, die op het dak lijken te rijden. Gebruik 'kruisingstorens' voor hogere en omvangrijkere torens op kruisingen van kerken.

2024-04-23
Encyclopedie voor Zelfstudie

drs. L.A. Beeloo (1981)

Dakruiter

een over de „vorst” van een dak aangebrachte verhoging, soms over grote lengte voor het invallen van licht, soms als b.v. een klokketorentje. Het zit als een ruiter te paard.

2024-04-23
Encyclopedie van Friesland

Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)

DAKRUITER

Spits of koepel op de nok. De kerk van Oosterlittens heeft een D., waarin wrsch. het angelusklokje gehangen heeft, de kerk te Grouw een koepeltje op de scheiding van koor en schip.

2024-04-23
Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Dakruiter

Houten rek om hooi en andere gewassen op te drogen. Het bestaat uit 2 driepoten, die circa 1,75 m hoog zijn en die met elkaar zijn verbonden door een aantal dwarslatten van 2 à 3 m lengte. Er kan een grote hoeveelheid materiaal opgeladen worden, zodat men niet veel ruiters per ha nodig heeft. Een bezwaar is, dat het gewas over grote afstand...

2024-04-23
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Dakruiter

m. (-s), kleine punttoren, ook wel een luchtkoker of ander klein bouwsel, schrijlings op de nok van een dak.

2024-04-23
Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

DAKRUITER

is een over de nok van een dak heen gebouwd torentje, in vele gevallen bestaande uit een met leien of lood bekleed houten geraamte. Hij dient, vooral in de Gothische stijlperiode met voorliefde gebruikt, Hoofdzakelijk als architectonisch motief ter verlevendiging van de silhouet van het gebouw, maar ook voor het aanbrengen van een uurwerk of de opn...

Wil je toegang tot alle 15 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-23
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

dakruiter

m. -s (klein torentje op de nok v. e. dak, ook als luchtkoker dienende); z. juffertje.