Wat is de betekenis van daglicht?

daglicht - Zelfstandignaamwoord 1. licht van de zon dat overdag de wereld vericht     ♢ Bij daglicht zijn kleuren veel beter te zien. Woordherkomst dag + licht Synoniemen zonlicht Antoniemen kunstlicht

daglicht - zelfstandig naamwoord uitspraak: dag-licht 1. het licht van de zon ♢ bij daglicht ziet alles er anders uit 1. dat kan het daglicht niet verdragen [dat kan beter niet ontdekt worden]...

daglicht - Te gebruiken met betrekking tot het natuurlijke licht overdag; gebruik 'zonlicht' als specifiek het directe licht van de zon wordt bedoeld.

s.n., deiljocht (it), dei, dage.

o., het licht van de dag, zonlicht: iets bij daglicht bekijken, (fig.) zeer nauwkeurig; — hij zag het (eerste) daglicht te, werd geboren te; — hij is niet waard dat hem het daglicht beschijnt, is een nietswaardige; — (fig.) dat kan het daglicht niet velen, moet verborgen blijven, is niet in den haak; — iets in een...

is de straling van zon en hemel, die de aarde bereikt, voor zover behorende tot het zichtbare spectrum (golflengte 0,38-0,78 𝜇). We nemen het woord hier in ruimere zin en rekenen er ook de infrarode (LR.) en ultraviolette (U.V.) zonne- en hemelstraling toe. De intensiteit en spectrale verdeling kan gemeten worden met een bolometer. Door bij...

o. (licht van de dag): fig. het kan ‘t - niet zien, is niet in de haak, moet geheim blijven.

Daglicht - Het door de in de atmosfeer aanwezige deeltjes verstrooide licht, afkomstig van de zon. De blauwe kleur van den hemel vindt haar verklaring hierin, dat het blauwe licht meer dan het andere verstrooid wordt.

('dach) o. licht van de dag : getemperd -. Gez. het (eerste) aanschouwen, zien, geboren worden; het niet kunnen velen, zien, slecht zijn; iets bij bekijken, zeer nauwkeurig; iets in een helder stellen, goed doen uitkomen; in een goed plaatsen, prijzen, ophemelen. Tgst. kunstlicht.