daarvoor
daarvoor - Voornaamwoordelijk bijwoord (scheidbaar) 1. aanwijzend veraf: voor + dat, voor + die 2. # voor dit doel, voor deze reden 3. #: Daarvoor krijgt hij gevangenisstraf. 4. # voor deze tijd 5. #: Sinds 1813 is Nederland een koninkrijk. Daarvoor was het een republiek. Woordherkomst...