daags
...
Wiktionary (2019)
daags - Bijvoeglijk naamwoord 1. dagelijks ♢ tweemaal daags (tweemaal per dag) 2. op de dag ♢ Daags voor de verkiezingen werd de partijleider zenuwachtig voor de uitslag. 3. daags te voren: gisteren ♢ Daags tevoren nam...
Van Dale Uitgevers (1950)
I. bw., 1. iedere dag, per dag: hij gaat driemaal daags naar school; hij wint een gulden daags; hij eet driemaal ’s daags. 2. op de dag: daags te voren, de dag te voren. II. bn., 1. iedere dag terugkerend: die daagse zorgen; 2. iedere dag dienstdoend: daagse kleren, schoenen, een daagse jas, hoed, die niet op Zon- en feestdag...
M. J. Koenen's (1937)
1 bw. (per dag, iedere dag): hij verdient drie gulden -; - schijnt de zon; nog; hij kwam - te voren, een dag te voren; 2 bn. (1 iedere dag dienstdoend, inz. van klederen; 2 tedere dag terugkerend): 1 dit is mijn -e jas; 2 -e beslommeringen.
Jozef Verschueren (1930)
(da:chs) I. bn. en bw. 1. (van) iedere dag: de -e zorgen; hij verdient 146 fr. -. 2. voor de werkdag : een -e hoed. Syn. → alledaags. II. bw. op de dag : te voren.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
I. bw., 1. iedere dag, per dag: hij gaat tweemaal daags naar school; hij eet driemaal daags;, 2. op de dag: daags te voren, de dag te voren; II. bn., 1. iedere dag terugkerend: die daagse zorgen; 2. iedere dag dienstdoend: daagse kleren, schoenen, een daagse jas, die niet op zonen feestdagen gedragen worden; daagsanker, het meest gebruikte we...
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: