Wat is de betekenis van cyste?

Goedaardig tumor gevuld met vocht.

cyste - Zelfstandignaamwoord 1. (medisch) een holte gevuld met vocht     ♢ Dat is een erg grote cyste.

Onnatuurlijke holle plek in het lichaam met daarin vocht of dik vloeibaar weefsel (uitspraak: KIES-tu, SIES-tu). Een cyste hoort niet in het lichaam, maar komt daar door een ziekteproces. Je ziet en voelt een cyste niet altijd en meestal kan een cyste geen kwaad. Maar als een cyste gaat ontsteken en er etter (pus) in de holte komt, krijg je er last...

(v.(m.)), syn. cystis, kyste 1. (alg.) blaasje of holte gevuld met een vloeibare stroperige of taaie inhoud 2. (stem) goedaardige stemplooiafwijking die zeer oppervlakkig en dieper in de stemplooi gelegen kan zijn. Een eenzijdig stembandknobbeltje, dat bij behandeling niet kleiner wordt kan een cyste zijn en de stemfunctie blijven verstoren; epide...

[Gr. kustis = blaas] week gezwel, bestaande uit bindweefselkapsel gevuld met weke inhoud.

blaasachtig gezwel; beschermend omhulsel (van lagere dieren)

[kis'te], 1. medisch: ziekelijke holte met vloeibare of minder vloeibare tot taaie inhoud; 2. in de biologie: kapsel; b.v. oerdieren en kleine kreeften vormen een cyste ter bescherming tegen uitdroging; zij kapselen zich in.

(blaasvormige zak): een door een wand omgeven, met vloeistof of slijmmassa gevulde holle ruimte.

(G., kustis = blaas), stadium waarin lagere dieren (bv. eencelligen), overgaan om ongunstige omstandigheden te overleven. Ze omgeven zich met een stevige wand (kapsel) die verdamping tegengaat. De levensprocessen zijn minimaal (geen beweging of voedselopname). Worden door de wind verspreid. Bij gunstige omstandigheden verlaten ze de cyste.