Wat is de betekenis van cruise?

2024-04-24
Op-en-top Nederlands

Frens Bakker, Els Ruijsendaal, Paul Uljé, Dick van Zijderveld (2022)

cruise

(zelfstandig naamwoord) [alg.] zeetoer, zeevakantie, scheepstoer, luxevaart, kruisvaart - Op zeetoer gaan is de populair manier van bejaardenvakantie.

2024-04-24
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

cruise

cruise - Zelfstandignaamwoord 1. verlofreis met een luxe zeeschip     ♢ De winnaar wint een cruise voor twee personen in de Caraïben. cruise - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van cruisen|4=a     * Ik cruise 2. gebiedende wijs van cruise...

2024-04-24
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

cruise

cruise - zelfstandig naamwoord uitspraak: kroes 1. vakantiereis op een luxe schip ♢ Soraya en Teun maken elk jaar een cruise Zelfstandig naamwoord: kroes de cruise de cruises

2024-04-24
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Cruise

zeereis

2024-04-24
Art & Architecture Thesaurus

Getty Research Institute (1990)

cruise

cruise - Reizen, in het bijzonder zeereizen, waarbij onderweg een reeks havens of plaatsen wordt aangedaan.

2024-04-24
Encyclopedie voor Zelfstudie

drs. L.A. Beeloo (1981)

Cruise

vakantiereis per schip waarbij men een aantal havens aandoet voor het maken van excursies.

2024-04-24
Recht voor z'n raap

Rouke G. Broersma (1970)

Cruise

dure boottocht.

2024-04-24
Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

Cruise

I kruisen; II kruistocht; pleiziervaart (ook: pleasure cruise).

Wil je toegang tot alle 13 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-24
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)