Wat is de betekenis van criticus?

2024-04-25
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

criticus

Het begrip criticus heeft 3 verschillende betekenissen: 1) iemand die iets negatief beoordeelt. iemand die de kwaliteit van iets beoordeelt of bekritiseert, vaak op ongunstige of negatieve wijze. 2) iemand die kunstuitingen recenseert. iemand die zich, voor zijn beroep of uit liefhebberij, bezighoudt met het beoordelen van de waarde...

2024-04-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

criticus

criticus - Zelfstandignaamwoord 1. iemand die veel kritiek levert     ♢ Liberale Russische politicus en w:Vladimir_Poetin|Poetin-criticus w:Boris Nemtsov|Boris Nemtsov op straat in Moskou vermoord. 2. (beroep) iemand die beroepsmatig kunst beoordeelt     ♢ Karel van het Reve wa...

2024-04-25
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

criticus

criticus - zelfstandig naamwoord uitspraak: cri-ti-cus 1. wie in krant of tijdschrift een oordeel geeft over boeken etc. ♢ de criticus schreef een negatief stuk over de opera 2. iemand die iets streng of ongunstig beoordeelt...

2024-04-25
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Criticus

[Lat.] beoordelaar (van boeken, kunstwerken, muziek e.d.); ook ong.: bedilal, vitter.

2024-04-25
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Criticus

beoordelaar; muggezifter

2024-04-25
Art & Architecture Thesaurus

Getty Research Institute (1990)

criticus

criticus - Personen die recensies schrijven over literaire, muzikale of andere artistieke werken en voorstellingen voor radio- of televisie-uitzendingen of publicaties.

2024-04-25
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Criticus

beoordelaar; recensent van boeken, toneelvoorstellingen, enz.; vitter, bediller

2024-04-25
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Criticus

(Lat.), m. (...ci), beoordelaar, iemand die, inz. in tijdschriften, dagbladen enz. over de waarde, de goede en slechte hoedanigheden van werken van wetenschap of kunst schrijft; vgl. toneel-, kunstcriticus; in het dagelijks leven ook: iemand die iets of iemand streng, vooral ongunstig of kleingeestig beoordeelt, vitter, muggenzifter.