Commissaris des konings (der koningin)
Sinds 1814 vertegenwoordiger van de koning(in) in de provincie. Van 1814 tot 1850 Gouverneur geheten. In de eerste instructie van 1820 werd hij belast met ‘het toezigt op de rigtige uitvoering van alle wetten, reglementen en verordeningen’. Eens in de vier jaar moest hij alle gemeenten in de provincie bezoeken. Hij had het oppertoezicht...