Wat is de betekenis van Collator?

2024-04-25
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Collator

iemand die een predikantsplaats heeft te schenken

2024-04-25
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Collator

bezitter van het collatierecht.

2024-04-25
Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

Collator

1 collationneur; 2 collator.

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Collator

(Lat.), m. (-en), hij die een (predikants)-plaats heeft te begeven.

2024-04-25
Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Collātŏr

ōris, m. iemd, die mee bijdraagt (tot de kosten van een maaltijd); mededeler, voordrager, redenaar.

2024-04-25
Kramers woordentolk

Jacon Kramers Jz (1948)

collator

(Lat.) m. begever van enig ambt, inz. een predikantsplaats; bezitter van het collatle-recht.

2024-04-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

collator

m. (Lat.) collatores; (Ned.) collators, collatoren (Lat. iem., die een ambt inz. een predikantsplaats heeft te begeven).

2024-04-25
Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Collator

Collator - Zie PATRONAAT en PATRONAATRECHT.

Wil je toegang tot alle 11 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
De vreemde woorden

Fokko Bos (1914)

collator

collator - m., bezitter van ’t collatie-recht.

Gerelateerde zoekopdrachten