Wat is de betekenis van clou?

2024-04-20
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

clou

Het begrip clou heeft 2 verschillende betekenissen: 1) pointe in een verhaal of grap. voornaamste gegeven in de ontknoping van een verhaal of grap, dat de juiste toedracht of de bedoeling van het vertelde duidelijk maakt. 2) hoogtepunt. hoogtepunt; climax.

2024-04-20
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

clou

clou - Zelfstandignaamwoord 1. het wezenlijke het belangrijkste waar het allemaal om gaat Een centraal meldpunt voor zorgverleners had hier een oplossing kunnen bieden. Inmiddels heeft het ziekenhuis afspraken met Veilig Thuis, dat is een advies- en meldpunt voor huiselijk geweld en zorgverleners die bij pa...

2024-04-20
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Clou

[Fr. = spijker, van Lat. clavus, verwant met clavis = sleutel, en claudere = sluiten] 1 het wezenlijke, datgene waarom het gaat, de pointe (z.a.); bijv.: de - van een mop niet begrijpen; 2 hoogtepunt, glanspunt, dat wat de meeste aandacht trekt.

2024-04-20
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Clou

het essentiële; pointe

2024-04-20
Encyclopedie voor Zelfstudie

drs. L.A. Beeloo (1981)

Clou

[Fr. kloe], glanspunt: de clou van de circusvoorstelling was het adembenemende leeuwennummer; ook het fijne van de zaak: de clou van het verhaal ontging hem.

2024-04-20
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Clou

glanspunt; voornaamste punt; glansnummer

2024-04-20
Eerste Medisch Systematische Ingerichte Encyclopedie

Uitgeversmaatschappij A. Manteau N.V. (1954)

Clou

Fr. voor spijker, zie clavus 2.

2024-04-20
Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Clou

spijker, nagel; bloedvin, steenpuist; attractie; oude fiets (auto); petoet; lommerd; clou à crochet, duim; clou à vis, houtschroef; cela ne vaut pas un clou, dat is geen snars waard; un clou chasse l’autre, het ene verdringt het andere; het ene doet het andere vergeten.

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Clou

(Fr.), m., 1. het wezenlijke, het essentiële: de clou van iets niet snappen, juist datgene waarom het gaat; 2. glans-, hoogtepunt, wat het meest de aandacht trekt.