cleaner
(zelfstandig naamwoord) [alg.] schoonmaakmiddel, reiniger - Een goed schoonmaakmiddel is voor poetsvrouwen en -mannen het halve werk. [alg.] schoonmaker/maakster - De museumschoonmaaksters herkende Joseph Beuys' met kaarsenvet bedropen badkuip niet als kunst en reinigden de kuip grondig vetvrij. Ieder zijn vak.