chic
chic - Bijvoeglijk naamwoord 1. modieus verfijnd ♢ Die chique accessoire staat je echt goed! 2. uit de hoge stand ♢ Daar stonden allerlei chique mensen te wachten. Zie ook chick
Wiktionary (2019)
chic - Bijvoeglijk naamwoord 1. modieus verfijnd ♢ Die chique accessoire staat je echt goed! 2. uit de hoge stand ♢ Daar stonden allerlei chique mensen te wachten. Zie ook chick
Muiswerk Educatief (2017)
chic - bijvoeglijk naamwoord 1. modieus en verfijnd ♢ dat jasje van jou is erg chic 2. uit een hoge stand ♢ hij hoort bij de oude chic Bijvoeglijk naamwoord: chic ... is...
Genootschap Onze Taal (2001)
In welke taal ligt de oorsprong van chic? a In het Duits: het Duitse Schick (‘fatsoen, elegantie’) is door het Frans geleend als chic. b In het Italiaans: chicca betekende ook vroeger al ‘kostbaarheid’ of ‘zeldzaamheid’ (tegenwoordig kan het ook nog ‘lekkernij’ betekenen). Spulle...
Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)
I. slag, vaardigheid, handigheid; losheid, zwier; sierlijkheid, goede smaak, voornaamheid; ce chapeau a du chic, dat is een keurige hoed; II. keurig, fijn, elegant, chic, gedistingeerd; prachtig; un chic type, een fijne vent, patente kerel; c’est chic de ta part, dat is aardig (mooi, lief) van je.
Van Dale Uitgevers (1950)
(Fr.), CHIQUE, CHIEK, I. zn. v., 1. modieuze verfijning in uiterlijk voorkomen of sociaal gedrag: de chic van haar kleding; een sfeer van distinctie en chic ; wat getuigt van aanspraak op die verfijning: dat behoort tot de chic; 2. (coll.) de mensen die chic zijn: de Haagse chic; II. bn. bw. (chieker, chiekst), in...
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: