Wat is de betekenis van Chair?

2024-04-20
Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Chair

vlees, vruchtvlees; les chairs, het naakt [in de kunst]; chair à canon, kanonnenvlees; hacher menu comme chair à pâté, fijnhakken, in stukjes hakken; chair de sa chair, zijn eigen vlees en bloed; chair de poule, kippenvel; être de chair, ook maar een mens zijn; être bien en chair, goed in zijn vlees zitten; en...

2024-04-20
Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

Chair

I stoel, zetel, voorzittersstoel, draagstoel; katheder, leerstoel; voorzitterschap); chair, chair!, orde!; be in the chair, voorzitter zijn, presideren; leave (take) the chair, ook: de vergadering sluiten (openen); II 1 op een stoel of de schouders rond dragen; 2 installeren.

2024-04-20
De vreemde woorden

Fokko Bos (1914)

chair

chair - v., vleesch; m., stoel; „chairman”, m., voorzitter.