Wat is de betekenis van centenbak?

2024-04-25
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

centenbak

1) (1920+) (sch.) vooruitstekende kin. • Frans Lode, gelig van tronie, herculische krachtpatser, met een vooruitstekende onderkaak als een centenbak, kwartjesvinder en falsaris, kwam Harmen waarschuwen dat ze afgelegd wierden achter de mieg-tiejeis. (Israël Querido, De Jordaan: Amsterdamsch epos. Deel 4: Mooie Karel. 1924) &b...

2024-04-25
Jargon & Slang van Prostituees en pooiers

Marc De Coster (2017)

Centenbak

Centenbak - vrouwelijk schaamdeel. Eig. een Sur. term. De vergelijking berust op de gleuf. Ook wordt er gezinspeeld op de verdiensten. Ik heb een lege ruimte tussen mijn dijen, een gat, een spleet, een centenbak, een Jackpot, niks! - Jeanne Cordelier, De dans ontsprongen (1976) ​

2024-04-25
Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

centenbak

iemand met een vooruitstekende kin. Centenbak in de zin van ‘mond’ dateert al van het begin van de twintigste eeuw: ‘het bleeke, flegmatische gezicht, waarvan de kin een centenbak leek’. (De Groene Amsterdammer, 19/06/1937). Daarbij liet hij z’n onderkin wat hangen, alsof het scharnier van het kaakgewricht, na zeventi...

2024-04-25
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)