Wat is de betekenis van cassette?

cassette - Zelfstandignaamwoord 1. (techniek) een behuizing voor video- en audiobanden ♢ Een videoband zit vaak in een cassette. 2. (techniek) het geheel aan tandwielen op het achterwiel van een fiets ♢ Een cassette met ketting. 3. een kistje voor...

cassette - zelfstandig naamwoord uitspraak: cas-set-te 1. kist of koffertje ♢ het bruidspaar kreeg een cassette met bestek 2. houder met band met geluid en/of beeld ♢ op deze cassette staat de t...

cassette: pignon, het geheel van tandwielen van het achterwiel. Het aantal tandwielen evolueerde van vijf in de late jaren vijftig naar de huidige 11-speed, dat wil zeggen 11 tandwielen.

(de; -s) - houder met (tegenwoordig meestal negen of tien) (achter)tandwielen.

doos voor tafelgerei; geldkistje; doosje met geluidsband; verdiept vlak in plafond of gewelf

1. gesloten houder met een film of magneetband en voorzien van twee spoelen die men kan inleggen in een daarvoor geschikt apparaat voor opname of weergave van beeld, geluid of digitale informatie zonder de film of band zelf met de hand aan te raken. 2. zie: foedraal.

Cassette Een standaard geluidscassette, die kan worden gebruikt om computerprogramma’s en/of gegevens op te slaan.

(Fr., v. Lat. capsa of capsula). 1. Klein, meestal fraai bewerkt kistje met ingewikkeld slot. bestemd voor het opbergen van preciosa. gemaakt van kostbare materialen als ebbehout, parelmoer, lapis lazuli, bergkristal, email enz., met goud-. zilver- en verguld zilveren beslag. 2. Ook met de naam koker aangeduid cilindrisch voorwerp van vuurvast aar...

kistje; geldkistje; persoonlijke geldmiddelen van een vorst; doos voor compleet stel tafelzilver.