Wat is de betekenis van Camping?

2024-04-20
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

camping

kampeerterrein. terrein waar staanplaatsen voor tenten en caravans worden verhuurd en dat vaak is voorzien van sanitair en andere accommodatie, zoals een winkel, restaurant, recreatiemogelijkheden e.d.; kampeerterrein. Voorbeelden: Nu de innerlijke mens versterkt is, rijden we enkele kilometer de stad uit, langs de kust en nemen de e...

2024-04-20
Op-en-top Nederlands

Frens Bakker, Els Ruijsendaal, Paul Uljé, Dick van Zijderveld (2022)

camping

(zelfstandig naamwoord) [alg.] kampeerterrein, kampeerplaats - Bij 7 dagen regen in komkommertijd trekt er een rapportageploeg naar een kampeerplaats om het kampeerdersleed te verslaan.

2024-04-20
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

camping

camping - Zelfstandignaamwoord 1. (toerisme) een terrein met voorzieningen om te kamperen - Wild kamperen is kamperen op een plaats die niet als camping is ingericht. - Het heeft de treurige aanblik van een windmolenpark op zee. De campingplekken herken je allee...

2024-04-20
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

camping

camping - zelfstandig naamwoord uitspraak: kem-ping 1. terrein waar je kunt kamperen ♢ onze tent staat op een camping Zelfstandig naamwoord: kem-ping de camping de campings ...

2024-04-20
Richard Otten

Eigenaar van Blogs4Travel

Camping

Een camping of kampeerterrein is een afgeschermde plek met voorzieningen waar vakantiegangers kunnen kamperen met een tent, vouwwagen, caravan, camper, glamping accommodatie of in een mobile home De camping bestaat vaak uit meerdere staanplaatsen die gescheiden zijn door vegetatie. Daarnaast zijn er op campings faciliteiten zoals een sanitairgebouw...

2024-04-20
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Camping

kampeerterrein; het kamperen

2024-04-20
Art & Architecture Thesaurus

Getty Research Institute (1990)

camping

camping - Wordt gebruikt voor terreinen of gebieden om te kamperen met de benodigde faciliteiten.

2024-04-20
Encyclopedie voor Zelfstudie

drs. L.A. Beeloo (1981)

Camping

[Eng. kem'ping], oorspronkelijk het reizen en trekken met een tent. Er wordt vooral de kampeerplaats onder verstaan waar men tegen een vergoeding zijn tent kan opslaan of caravan kan plaatsen. In Nederland en vele andere landen is geen kampeerkaart nodig, maar dient men zich wel te kunnen legitimeren.

Wil je toegang tot alle 15 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-20
Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Camping

’t kamperen; kamp.