BUN
Bottom
Marc De Coster (2020-2024)
(2000) (straattaal) goed. A bun: goed, oké (tussenwerpsel in gesprek). • (Ronald Snijders: Surinaams van de straat. 2000) • ‘Het bestaat niet dat je altijd bun (goed) met een meid ga blijven.’ (Leonie Cornips: Het Surinaams-Nederlands in Nederland. 2005)
Van Onck (1972)
Bun - Een ruimte in de visboot die geschikt is om (aas)vis te bewaren. Deze ruimte staat in open verbinding met het water zodat steeds vers water wordt toegevoerd.
Kramer en de Bruin (1971)
Bun - ook beurt of kaar, een ruimte in een schip die door gaten in de huid in verbinding staat met het buitenwater en waarin de vis levend kan worden gehouden (→ Botter, fig.). Visboten hebben vaak ook een bun, waarop een opstand of trog is gemaakt, die tevens dient als zitbank.
Van Dale Uitgevers (1950)
v. (-nen), 1. houten kist met gaatjes, waarin vis in het water levend wordt bewaard, beun, viskaar (ook aan boord van vissersvaartuigen) ; 2. bun in een barkas, opening in het midden van de sloep, door stevige hoofden aan de binnenkant omzoomd, waarin het anker hangt.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: