Wat is de betekenis van Buitensporigheid?

2024-04-16
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Buitensporigheid

s., bûtenspoarigens, grouwéligens, ûnfoegens, oerdwealskens, mâllens, bûtensprong.

2024-04-16
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Buitensporigheid

v. (...heden), het buitensporig-zijn; wat buitensporig is: die buitensporigheden zijn hem duur te staan gekomen.

2024-04-16
Spaans woordenboek (SP-NL)

Dr. C.F.A. van Dam (1948)

Buitensporigheid

dwaas-, onnozelheid, atroffa, f. krachtsverlies, vermagering, verschrompeling, wegkwyning, atrophie. atrofiarse, wegkwijnen, wegsterven, uitteren, atrophiëren. atronado, onbesuisd, overijld, atronador, oorverdovend, atronar (ue), doof maken (door lawaai); verdoven, bedwelmen; met één slag doden (stier).

2024-04-16
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

buitensporigheid

v. buitensporigheden (overdrijving: onbehoorlijkheid: losbandigheid).

2024-04-16
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Buitensporigheid

v. (-heden), het buitensporig zijn; wat buitensporig is: die buitensporigheden zijn hem duur komen te staan; onbehoorlijke gedraging (als grond tot echtscheiding en scheiding van tafel en bed). Onder buitensporigheden wordt in Nederland verstaan handelingen van zo ernstige aard en grievend karakter, dat voortzetting van de samenleving in redelijkhe...