Wat is de betekenis van buitenplaats?

2024-04-23
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

buitenplaats

(1959) (Barg.) in de uitdrukking 'noem maar een buitenplaats': geef maar een willekeurige naam of vermelding. Vgl. dwarsstraat*. • Dan schoot ik een willekeurige passagier aan en vroeg hem voor mij ook een ticket te kopen. 'Voor wie?' 'Noem maar een buitenplaats op. (Kinderen van ons eigen volk. Nationale uit...

2024-04-23
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

buitenplaats

buitenplaats - Zelfstandignaamwoord 1. grote huizen waar rijke mensen uit de stad vooral in de zomer wonen, die men ook wel hofstede of landhuis noemt Aan de Vecht liggen veel prachtige buitenplaatsen. Woordherkomst samenstelling van buiten en plaats

2024-04-23
Art & Architecture Thesaurus

Getty Research Institute (1990)

buitenplaats

buitenplaats - Huizen op het platteland, in het bijzonder grote huizen met veel grond, die niet altijd het hele jaar gebruikt worden.

2024-04-23
Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

buitenplaats

(de, -en), stukje grond of huis(je), of beide in combinatie, van een stedeling en gelegen buiten de stad. Mijn familie was naar onze buitenplaats; het was een soort traditie geworden. Wij hadden nl. een boiti aan het Wanicakanaal in de buurt van Leiding 8 ( ) (Dobru 1967: 38). Etym.: Zie buiten(a). In AN is b. in beginsel hetzelfde, maar meestal gr...

2024-04-23
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Buitenplaats

, v. (-en), 1. lustverblijf, herenhuis met park op het land; 2. afgelegen plaats ; — (zegsw.) noem maar een buitenplaats (op), gezegd als iem. iets verhalende of in antwoord op een vraag, iets zegt dat kant noch wal raakt, een geheel verkeerde naam noemt enz.

2024-04-23
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

buitenplaats

v. buitenplaatsen (landgoed,buiten): een mooie buitenplaats, nog O.-I.: op een buitenplaats zijn, ergens in het binnenland.

2024-04-23
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

buitenplaats

v. (-en) plaats op het platteland.

2024-04-23
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Buitenplaats

v./m. (-en), 1. herenhuis met een grote tuin op het platteland; 2. afgelegen plaats; (zegsw.) noem maar een buitenplaats op, gezegd wanneer iemand vertellend of in antwoord op een vraag iets zegt dat kant noch wal raakt, een willekeurige naam noemt.

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-23
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)