Wat is de betekenis van buitenbeentje?

2024-04-19
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

buitenbeentje

(19e eeuw, vero.) (euf.) onecht kind, bastaard. Vermeld door o.a. Stoett (1923) en Heestermans (1980). • Affijn.... u zal zeker wel eris gedacht hebben, dat ik getrouwd was, omdat Alex altijd moeder tegen me zeit, maar ik ben niet getrouwd... ziet u Alex is eigenlijk een buitenbeentje zal 'k maar zeggen, z'n moeder was wat...

2024-04-19
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

buitenbeentje

buitenbeentje - Zelfstandignaamwoord 1. iemand die vanwege zijn uiterlijk, denkbeelden of gedrag afwijkt van zijn naaste omgeving. Veelal gaat het om de familiaire omgeving. 2. een bastaard, omdat hij of zij is verwekt buiten de benen van de echtgenote van verwekker. Men gebruikte de uitdrukking binnenbeens gaan voor ech...

2024-04-19
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

buitenbeentje

buitenbeentje - zelfstandig naamwoord uitspraak: bui-ten-been-tje 1. iemand die anders is dan de andere familieleden ♢ mijn broers en zussen zijn allemaal blond, maar Maikel is een buitenbeentje Zelfstandig naamwoord: bui-ten-been-tje ...

2024-04-19
Van aalmoes tot zwijntjesjager

Dr. E. Schröder (1980)

Buitenbeentje

Er bestaat een bijwoord buitenbeens dat wel gebruikt wordt als men het over schaatsenrijden heeft en dat dezelfde betekenis heeft als beentje-over. Letterlijk wil buitenbeens zeggen: op een zodanige wijze dat het zwaartepunt van het lichaam niet boven, maar naast of buiten de benen komt te liggen, dus: scheef, overhellend, schuins. In figuurlijke z...

2024-04-19
Erotisch woordenboek

Hans Heestermans (1977)

buitenbeentje

buitenbeentje - onecht kind, bastaard. Daar zij ongehuwd is, liet zij zich te Brussel echter reeds twee buitebeentjes, van onderscheiden mannen fabriceren, Schandalen by een treurtooneel 16, pamflet [±1845].

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Buitenbeentje

o. (-s), 1. onecht kind, bastaard, ook buitenbeen, -beender; 2. iem. die zich van de andere familieleden in het goede of kwade onderscheidt.

2024-04-19
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

buitenbeentje

o. buitenbeentjes (onecht kind).

2024-04-19
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

buitenbeentje

o. (-s) buiten echt verwekt, onecht kind.

Wil je toegang tot alle 12 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-19
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Buitenbeentje

o. (-s), 1. onecht kind, bastaard; 2. iemand die zich in zijn uiterlijk, gedragingen of denkbeelden, onderscheidt van zijn omgeving, m. n. van zijn familie.