buis (kledingstuk)
o. [verkort uit wambuis] kort nauwsluitend bovenkledingstuk, met een of twee rijen knopen van voren dichtgemaakt: arbeiders in hun blauw -je; een aan hebben, dronken zijn. 2. bn. dronken : zijn.
Jozef Verschueren (1930)
o. [verkort uit wambuis] kort nauwsluitend bovenkledingstuk, met een of twee rijen knopen van voren dichtgemaakt: arbeiders in hun blauw -je; een aan hebben, dronken zijn. 2. bn. dronken : zijn.
Dr. C.H. PH. Meijer (1919)
kleedingstuk, in den regel beschouwd als afkorting van wambuis (zie o. d. w.), waarbij men dan moet aannemen, dat deze al zeer vroeg ontstaan is, toen het woord wambuis nog den met de Romaansche uitspraak overeenkomstigen klemtoon, nl. op de eindlettergreep, moet gehad hebben, welken het in de 17e eeuw blijkens de versmaat niet meer had; ook de in...
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: