Wat is de betekenis van Buikziek?

2024-04-19
Erotisch woordenboek

Hans Heestermans (1977)

buikziek

buikziek - (van vrouwen) verlangend naar een man, geil. Sy was niet rot maer buyck-ziek, doe sy haer Galand uyt-daegde, H. DOEDYNS, Haegse Mercur. 4 [24 Aug. 1697] (ed. 1735).

2024-04-19
Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Buikziek

Indien vruchten en dan vooral peren in overrijpe toestand geraken, wordt het vruchtvlees waterig en kleurt bruin. Het ontstaat meestal indien men de peren te laat plukt of te lang laat liggen. Sommige var. zijn vatbaarder voor deze kwaal dan andere; zeer vatbaar zijn de vroege peren en vooral ‘Nouveau Poiteau’ en maagdepeer. Terwijl rot...

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Buikziek

bn., gew.) aangestoken, half verrot (van vruchten); bedorven (van haring).

2024-04-19
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

buikziek

bn.; zie beurs.

2024-04-19
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Buikziek

Buikziek - of buikzoet noemt men peren, welke door overrijpheid van binnen week en bruin zijn geworden.

2024-04-19
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

buikziek

('buik) bn. 1. lijdend aan een ziekte van de buik. 2. in de buik, van binnen week. beurs : -e peren.

2024-04-19
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Buikziek

bn., beurs (van vruchten); bedorven (van haring).

2024-04-19
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

Wil je toegang tot alle 9 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Buikziek

BUIKZIEK, bn. (gew.) aangestoken, half verrot (van vruchten), beursch; ...ZIEKTE, v. (-n).