Wat is de betekenis van buikje?

2024-03-29
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

buikje

(begin 20e eeuw) (Ned-Indië) (sold.) burger. • Buikje, scheldnaam voor: burgers, vooral voor hooggeplaatste civiele ambtenaren. (J.J.M. van Dam: 'Jantje Kaas en zijn jongens,' Tijdschrift voor Indische Taal-, Land- en Volken-kunde, 1942-1948)

2024-03-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

buikje

buikje - Zelfstandignaamwoord 1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord buik

2024-03-29
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

buikje

buikje - zelfstandig naamwoord uitspraak: buik-je 1. een kleine buik ♢ zal ik even over je buikje wrijven? 1. zijn buikje rond eten [eten zoveel als je lust] 2. ...

2024-03-29
Jargon & Slang van Soldaten

Marc De Coster (2017)

Buikje

Buikje - bij officieren de aanduiding voor een burger.

2024-03-29
Dokterswoordenboek

Jannes van Everdingen en Arnoud van den Eerenbeemt (2010)

buikje

Uitbolling van de buik door te veel vet en slappe buikspieren. Nederland en België behoren tot de rijkste landen ter wereld. Niemand gaat er dood door hongersnood, sterker nog: veel kinderen en grote mensen krijgen er meer dan genoeg te eten. Doordat ze daarbij niet genoeg bewegen, worden ze dik. Dat teveel aan vetweefsel geeft bijvoorbeeld een bui...

2024-03-29
Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

buikje

(soldatentaal, Ned.-Indië) burgers, vooral dan ambtenaren. Buikje, scheldnaam voor: burgers, vooral voor hooggeplaatste civiele ambtenaren. (J.J.M. van Dam, ‘Jantje Kaas en zijn jongens,’ Tijdschrift voor Indische Taal-, Land- en Volkenkunde, 1942-1948)

2024-03-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Buikje

o. (-s), 1. kleine buik; een buikje krijgen, dik worden, gewoonlijk van ’t veel eten ; 2. (scherts.) klein persoon met een dikke buik; — (bij officieren) aanduiding voor „burger”.

2024-03-29
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Buikje

o. (-s), 1. kleine buik: een krijgen, dik worden (van veel eten); 2. (scherts.) klein persoon met een dikke buik.