buiig
buiig - Bijvoeglijk naamwoord 1. regenachtig, met buien ♢ In die buiige periode gebeurden er veel ongelukken. Woordherkomst Afleiding van bui met het achtervoegsel -ig.
Wiktionary (2019)
buiig - Bijvoeglijk naamwoord 1. regenachtig, met buien ♢ In die buiige periode gebeurden er veel ongelukken. Woordherkomst Afleiding van bui met het achtervoegsel -ig.
Muiswerk Educatief (2017)
buiig - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: bui-ig 1. met regen ♢ we hadden geen mooi weer gisteren, het was buiig Bijvoeglijk naamwoord: bui-ig de/het buiige ... Synoniemen regenachtig
Peter Timofeeff (1993)
Weerbeeld, waarbij buien een grote rol spelen. Er zijn droge perioden, maar van tijd tot tijd valt er een bui.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
bn. (-er, -st), ongestadig, veranderlijk, regenachtig, winderig (van het weer); (fig.) lijdend aan stemmingen: hij is buiig, wisselend van humeur.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: